
Argwaan
Jammerlijk, achter een beklemmend gordijn van opwerpingen… verbergt zich het het tot zelfbeeld geworden leed.
Vervreemding van het natuurlijke vermogen tot los laten, wordt tot een gedaante. De contouren van deze schim zijn opgebouwd uit flarden van van oude, beschadigde kleding.
In de hechting aan het tot rechtvaardiging geworden verleden, ontzegt zijnsbesef zich de pracht van het heden.
De trilling in die krampachtig onderhouden mantel heeft niets meer van doen met de gengenheid van het Zijn en het plezier van de Bron… Zijn beseft niet meer de bron te zijn.
Onbedoeld voert de omleiding, die voort komt uit het bedompte voortsjokken in onmacht, het zijnsbesef naar punten van helderheid. Op den duur zorgt de wrijving voor inzicht.
In het Licht van Nu is alles aanwezig… ook het vermogen tot schouwen. Op ieder moment kunnen omstandigheden bezien worden, net als de houding waarmee ze tot stand kwamen.
Te allen tijde kan het los laten tot recht komen. Het gebeurt vanzelf als zijnsbesef het Leven beleeft in het aangaan van de Stroom in het heldere heden.