Runetekens van Nu
-Niets-

29. Niets

Vakkundige, gedreven helderheid,
vanuit waarachtig openbarend gewaar zijn.

Kernwoorden

Kosmische oorsprong, overgave, het grote Ik.

Kwaliteit

Waarachtig openbarend bewustzijn. Vakkundige, gedreven helderheid.

Begrippen

Openbaring van het ware Zelf. Het weten dat niets weet. Vreugde die alles los kan laten om zich over te geven aan leven. Absolute overgave. No-thing-ness. Waarnemende materie. De helende mens. God wordt mens. De volle leegte.

Relevante thema's

Niet tot overgave kunnen komen. Angst voor het onbenoembare. In een vaste omschrijving van een identiteit verkrampt zijn. Angst voor vrijheid. Ontkenning van het mysterie en vast houden aan een rigide Godsbeeld. Oordeel creëren vanuit dogma.

Omschrijving

Dit is de volle leegte waar alles uit voort komt… puur bewustzijn waarin ruimte, vorm en tijd zich openbaren. Indianen noemen dat 'the black void' of 'the field of plenty, from which the Great Spirit emerged'. Het is wat diep in de kern van al dat bestaat als oorsprong van heelheid een natuurlijke potentie herbergt. Die potentie heeft het vermogen om dat te worden wat het in essentie is… oorspronkelijk zijn in liefdevolle kracht.
In dit teken gaat het vooral over het zelfbeeld dat in de loop der tijd door het zijnsbesef is gecreëerd. Het bewustzijn ervaart dat het zich uit allerlei creaties terug kan verzamelen. Dat zijn bij voorbeeld identiteiten waarin het zich telkens vastzette tijdens een leven. Daarom heeft dit teken vergelijkbare kwaliteiten als het 11e teken, de Ik-rune. Hier gaat het echter over de ware bron van en in het zelf.
Met deze kwaliteit transformeert het zelf zich via de vervreemding terug naar de bron. Daar komt het weer in contact met de oorspronkelijke behoefte… aanwezig zijn als authentieke kracht. Dat is iets anders dan de behoefte die voortkomt uit verwarring, uit niet in contact zijn met de natuurlijke aard… die behoefte is meestal gebaseerd op willen vergaren en bezitten. Dat is een hunkering die voortkomt uit het vergelijken, uit net zo als of beter dan de ander willen zijn.

Het zelf kopieert gedrag dat het buiten zichzelf waarneemt wanneer het nog niet de Innerlijke Bron heeft leren kennen. Daaruit ontstaat verwarring die uiteindelijk dient tot bewustwording van die innerlijke waarachtigheid. Dan leert het zelf zijn ware behoefte en hunkering kennen.
Er groeit een besef van het gesprek dat aldoor met de Bron gevoerd wordt en de hunkering die het zelf met die Bron deelt. In dat bewustwordingsproces leert het ik zichzelf overwinnen. Het ego krijgt de plek die het toebehoort… denken en voelen krijgen de functionaliteit terug die ze van oorsprong meekregen.

Vanuit die - eerst onbewuste - communicatie met de Bron worden afspraken en verbindingen gecreëerd die voor veiligheid in het zelfbesef zorgen. De identiteit wordt dan gevormd door de verbintenis met een ander die er door vele incarnaties heen in telkens wisselende rollen is. Op deze manier groeit het zelfbesef toe naar de bereidheid om tot de ontmoeting met de Bron te komen. Het kan niet anders omdat het bewust wordt van de oorspronkelijke hunkering.
Bovendien openbaart zich in die hunkering verwantschap van het zelf met de Oorsprong. Dat is in wezen een stukje goddelijkheid dat op zoek is naar zichzelf. Het ik ontdekt in zichzelf een diep verlangen om de potentie waarvan het zich bewust wordt tot uiting te brengen. En het ervaart diezelfde hunkering in de ander, in het andere en in al dat leeft.
Tegelijk ervaart het ikbesef dat die hunkering in de diversiteit van al dat leeft op een unieke en geheel eigen manier tot wasdom en expressie probeert te komen.

Bewustzijn heeft getijden en de tijd nodig om tot wasdom en bloei te kunnen komen. Zijnsbesef heeft de cirkelwerking van patronen nodig om bewust te worden van hoe het daar mee omgaat. Het leert zichzelf in een eigen creatie herkennen en beseft de functie daarin van incarneren.
Zijnsbesef komt tot de ontluisterende ontdekking dat het die creatie was die incarneerde, en dat die creatie een verzameling ervaringen is waar het zich lang aan vast klampte… Het herkent de immer aanwezige Stilte van het bovenpersoonlijke Ene Ik. Het ziet dat het zich lang voorbereidde op het ontvankelijk durven zijn voor waarachtigheid en de natuurlijke orde der dingen.
In wezen is dat het openen van het bewustzijn voor de communicatieve trilling van de kosmos en de absolute leegte van het grote Heel-Al. Het zelf beweegt zich ertoe om openheid en ontvankelijkheid naar die liefdevolle kracht toe te laten. Dat brengt een proces van loslaten en aanvaarden met zich mee. De toelating van iets dat werkelijk onvoorwaardelijk is heeft een alles ontmantelende uitwerking in het zelfbesef.

Niet alleen het zelfbesef verandert daardoor, doch ook het wereldbeeld, ideeën over relaties, liefde, spiritualiteit, zijn en waarnemen krijgen een totaal andere betekenis en diepte. Het wezenlijke maakt daarmee een verankering in het fysieke bestaan op aarde, met een duidelijk weten over en een helder besef van de kosmische oorsprong.
Het ikbesef wordt zich bewust van hoe het door de tijd heen creëerde. Het ontwaart de rode draad die al de incarnaties tot een parelsnoer maakt en herkent vol ontroering wat het in die beweging aan het uitzoeken was. Zo bekwaamt het zichzelf in het toelaten van oorspronkelijke heelheid, zodat het niet meer terug hoeft te vallen op lang gekoesterde verwarring.

Het ik wordt bewust van de stille Al-ziel die helderheid in het zelfbesef brengt en waarneemt, en beseft die Aanwezigheid te zijn. Daarmee realiseert het bestemming in de materie en kan het de wezenlijke Stilte inzetten om kwaliteit tot uitdrukking te brengen.
Het organiseert dit heldere vermogen tot weten en communicatieve kracht in het hier en nu van het lichaam. Daarmee geeft het zichzelf duidelijkheid. Er is het doorleefde weten met betrekking tot geboorte en sterven van de vormen, Gewaar-zijn en dat Creatie vanuit Zichzelf gebeurt… bovenpersoonlijk. Datgene dat zich daarvan bewust is blijft, onaangedaan door geboorte en dood, het Ene Bewustzijn…

   ^